Door Maaike Wieringa
Maaike is een van de deelnemers van Maak je schrijfdroom waar. Naast de roman waaraan ze werkt, levert ze af en toe korte verhalen in. Dit is haar eerste verhaal.
De eerste keer dat ze hem ziet is op een affiche. Het affiche hangt op een grote houten plaat aan een bouwhek. Ze loopt er voorbij, stopt en loopt langzaam weer terug. Dan gaat ze recht voor het affiche staan en kijkt. Lang en aandachtig. Ze weet niet precies wat het is dat haar aantrekt. De foto in ieder geval. Zijn verwrongen gezicht, zijn houding of is het de tekst die erbij staat? Of gewoon het geheel? Eigenlijk heeft ze geen tijd om stil te staan. Het is druk zo vroeg op de morgen. Mensen lopen geërgerd om haar heen.
Misschien blijft Amanda zolang staan voor het affiche omdat ze van slag is vandaag. Ze is vanochtend wakker geworden in haar hotelkamer met een pijnlijke borst. Nou gebeurt dat wel vaker, maar voor de zekerheid voelt ze dan altijd even extra goed aan haar borsten. Zelfonderzoek zoals ze dat noemen. Deze keer voelt ze een knobbeltje. Geen pijnlijke melkklier, die voelt ze ook, maar echt een knobbeltje. Een knobbeltje dat geen pijn doet. Dat is een alarmerend teken. Haar huisarts heeft haar eens gerustgesteld met de woorden ‘als het pijn doet is het meestal niks ernstig’. In haar andere borst zit het niet. Dat is ook een alarmerend teken.
Ze staat op uit het grote tweepersoons hotelbed, loopt naar de badkamer en gaat voor de spiegel staan. Ze trekt haar nachthemd uit en laat het op de grond vallen. Haar borsten zijn nog mooi voor een vrouw van haar leeftijd, vindt ze. Een vrouw met twee kinderen die ze beiden een jaar lang borstvoeding heeft gegeven. Ze voelt nog een keer aan haar borst. Met haar arm omhoog, met haar arm naar beneden. Het knobbeltje is er nog steeds.
Ze kleedt zich aan. Haar bh aandoen gaat normaal op de automatische piloot, maar vandaag is ze zich ernstig bewust van dit martelwerktuig dat haar borsten op hun plek moet houden. Iets hoger dan ze van nature zouden willen. De jurk die ze aantrekt spant licht om haar boezem en laat een bescheiden decolleté zien. Ze houdt van haar borsten. Zij wel. Haar man ook wel, maar hij is meer een billen-man.
Ze gaat naar beneden om te ontbijten. Echt honger heeft ze niet, toch moet ze echt iets eten. De lunch staat pas laat op het programma. In de lift naar beneden kijkt ze naar zichzelf in de spiegel. Ze kan wel janken, toch komen de tranen niet.
Terug boven in haar hotelkamer belt ze haar huisarts. Die zegt dat ze haar graag zo gauw mogelijk wil zien, liefst vandaag nog. Dat gaat niet lukken. Ze zit immers in Londen. Haar huisarts stelt voor dat een afspraak voor haar te maken in het ziekenhuis voor een mammografie op vrijdagmiddag. De dag waarop ze weer terug in Nederland is. Dat is over drie dagen. Wat een fijn welkom thuis.
Ze stapt het gebouw binnen. Haar hakken tikken op de marmeren vloer van de grote hal. Ze heeft spijt dat ze deze hakken heeft aangedaan. Ze knellen. Bij de balie vraagt een jonge vrouw in een mantelpakje naar haar naam.
‘Amanda.’
Het mantelpakje laat de vrouw ouder laat lijken dan ze eigenlijk is. Heeft Amanda daarom een hekel aan mantelpakjes?
De vrouw kijkt tussen de kaartjes. De balie tussen hen in is laag, te laag. Dat is zeker hip. Of vriendelijker richting klant. Amanda vindt het niet prettig. In plaats van dat de aandacht naar haar gezicht gaat, voelt ze zich tot aan haar kruis bekeken.
Het mantelpakje vraagt naar haar achternaam.
‘Van Lieshout’
’Sorry?’
‘Amanda van Lieshout. There.’
Ze wijst haar eigen naam aan tussen de kaartjes die voor de mevrouw op de balie liggen.
‘Here you go, madame.’
‘Thank you.’
Het mantelpakje knikt en kijkt langs haar heen naar de volgende in de rij die zich bij de balie komt melden. Amanda doet een stap opzij en zet haar tas neer. Ze heeft er een hekel aan als iemand ‘mevrouw’ tegen haar zegt. Dat maakt dat ze zich oud voelt. Het kaartje maakt ze vast aan de hals van haar jurk. Nu kan iedereen zien dat ze Amanda van Lieshout heet. Amanda, zonder mantelpakje.
Dit congres is goed voor haar ‘career’. Ze spreekt hier als expert op haar vakgebied over ’empathie’. Ze heeft haar praatje goed voorbereid. Meer dan goed. Maanden is ze er mee bezig geweest. Haar Engels is goed, maar op dit soort momenten wil ze niets aan het toeval overlaten. Ze heeft de tekst volledig uitgeschreven en vele malen geoefend. Thuis. Voor de spiegel. Op dit moment kan haar carrière haar gestolen worden en empathie ook. Ze voelt vooral zelfmedelijden. Heel veel zelfmedelijden. Ze wil naar huis. Dat gaat niet. Ze is pas op de derde dag van het congres aan de beurt. Donderdag. Vandaag is het dinsdag.
De dag gaat toch voorbij zoals dat gaat met dagen. Ook met de dagen die niet leuk zijn. ‘Ook aan deze dag komt een einde.’ Ze hoort het haar man zeggen. Ze heeft hem nog niet gebeld. Ze durft niet. Ze wil niet vertellen over het knobbeltje in haar borst. Hij zou zich maar onnodig zorgen maken. Althans, ze hoopt vurig dat het onnodige zorgen zouden zijn. En één die zich zorgen maakt, lijkt haar wel genoeg. Ze weet ook dat als ze nu belt, hij gelijk aan haar stem hoort dat er iets is. Dus belt ze niet. Geen nieuws, goed nieuws. Misschien straks.
Amanda staat in de hal van het gebouw en maakt haar tas goed dicht voordat ze zich weer op de Londense straten begeeft. Op weg naar haar hotel. De lege kamer daar voelt alles behalve aanlokkelijk.
Een man maakt zich los van het groepje mensen met wie hij staat te praten en komt op haar aflopen. Als ze zich niet vergist heeft ze hem vandaag gezien op het congres. Hij vraagt of ze wellicht mee wil met het clubje, wat drinken in de bar. Ze voelt zich een beetje overvallen en verzint een excuus dat ze nog wat wil werken aan haar presentatie. De man aanvaardt haar excuus met een vriendelijke glimlach en een ‘maybe some other time’.
Gelijk heeft ze spijt dat ze het aanbod heeft afgeslagen. Het zou haar afleiding kunnen brengen. Misschien kan ze alsnog naar het clubje toelopen en de uitnodiging aannemen. Maar dat lijkt haar raar, ‘not done’. Vanavond zal ze zichzelf moeten zien te vermaken.
Amanda loopt het gebouw uit en kijkt om zich heen. Een enorme behoefte aan slecht eten dringt zich aan haar op. Dat mag ze zichzelf toestaan gezien de omstandigheden. Deze hele dag schreeuwt om slecht, vet eten. Fish and chips. En Cola. Met suiker. Niet van die Zero-zooi. Schuin aan de overkant is een snackbar. Ze vraagt zich af hoe ze dat hier eigenlijk noemen, een snackbar.
Zittend voor het raam op een hoge kruk kijkt Amanda naar de mensen die voorbijlopen. Het regent en iedereen heeft haast. Haast om thuis te komen of om gewoon zo snel mogelijk uit de regen te zijn. Ze had haar fish and chips lopend op willen eten, maar kreeg het niet voor elkaar om op een enigszins elegante manier haar tas en het bakje zo te dragen dat ze ook nog kon eten onder het lopen. En het regent.
Het is een ding, eten terwijl andere mensen naar haar kijken. Maar de mensen die voorbij het raam lopen, lijken gefocust op hun eigen schoenen. De regen maakt dat iedereen naar beneden kijkt.
Ze ziet zichzelf zitten. Alles aan dit hele tafereel is zielig. Vrouw van middelbare leeftijd eet patat in een snackbar. Ze drinkt met grote slokken van haar Cola. Ze voelt dat ze een boer moet laten, maar durft het niet. Ze duwt de lucht terug naar beneden in haar keel. Straks buiten, als het verkeer het geluid van de boer kan verbloemen, zal ze de lucht laten ontsnappen vanuit haar binnenste. Haar puberende dochter kan dat op commando. Een harde boer laten en dan vreselijk om zichzelf lachen. Zonder enige schaamte.
De man achter de toonbank lacht vriendelijk als ze van haar kruk afkomt en zich klaar maakt om te vertrekken.
‘Thank you’.
Hij knikt en ze begeeft zich weer op straat. Het regent nog steeds een beetje. Ze loopt vlug naar de overkant, in de richting van het hotel. Als ze langs het bouwhek met het affiche komt, blijft ze weer staan. Met haar telefoon neemt ze een foto en loopt dan resoluut naar de rand van het trottoir. Ze heeft het andere mensen hier zo vaak zien doen, een taxi aanhouden. Dat moet zij toch ook kunnen.
Ze ziet er vast zielig uit want de eerste de beste zwaaipoging die ze doet om een taxi aan te houden, is raak. De taxi komt netjes voorrijden. De taxichauffeur gooit de deur voor haar open en Amanda steekt haar hoofd naar binnen.
’Sorry, do you know where this is?’
Ze laat de taxichauffeur de foto van het affiche zien en vergroot het stukje waar de naam van het theater staat.
’Sure. It’s not that far.’
Ze stapt in.
De tweede keer dat ze hem ziet, staat hij voor haar op het toneel. Amanda kijkt naar hem vanaf de derde rij van een klein shabby theaterzaaltje. Het is niet vol, verre van. De rode klapstoelen zijn niet erg comfortabel. Ze zijn zacht en zakken een beetje door. Ze zijn aan vervanging toe. Maar ze zit droog en haar avond is gevuld. Voorlopig hoeft ze niet terug naar het hotel, hoeft ze zich nog niet uit te kleden.
Ze schopt haar hakken uit en trekt haar benen onder zich. Haar voeten zijn koud. Het theater was inderdaad niet ver. Ze kan straks naar het hotel teruglopen alhoewel haar voeten daar anders over lijken te denken. Als ze die hakken straks maar weer aankrijgt. De zaallichten gaan uit.
Amanda concentreert zich op het stuk. De acteur speelt bij vlagen goed, maar het grootste deel van de éénmans-acte lijkt hij in een worsteling te verkeren met zijn tekst en het gevoel dat hij erin probeert te leggen. Het is aandoenlijk zoals hij daar staat te ploeteren voor een handje vol publiek. Hij is jong. Jonger dan zij is. Het verhaal lijkt hem niet te passen. Een man die zijn vrouw verliest en door een donkere periode van rouw gaat. De ironie ontgaat haar niet.
En dan komen de tranen toch. De tranen die al de hele dag achter haar ogen prikken. Het verhaal raakt haar. Hij raakt haar. De echtheid van zijn worsteling met het stuk. Ze kijkt om zich heen. De andere mensen kijken met lege blikken naar het toneel. Alleen zij huilt.
De acteur neemt een kort en maar matig enthousiast applaus in ontvangst. Het weinige publiek heeft de zaal snel verlaten. Amanda blijft nog even zitten in de lege zaal. Ze moet zichzelf herpakken. Ze veegt de mascara onder haar ogen weg en vist haar schoenen onder de rij stoelen voor zich vandaan. Dit vraagt om een groot glas alcohol.
Het theater heeft een kleine, donkere bar. Er zitten een paar mensen aan een tafeltje in de hoek bij het raam. Ze praten luidruchtig en lachen. Zij wel. De barman spoelt glazen met een grote precisie. Amanda slaat het gade vanaf het uiteinde van de bar. Ze heeft zich op een kruk genesteld en een gin-tonic besteld.
Ze roert verveeld in haar glas en neemt een paar grote slokken. Het koude vocht glijdt door haar slokdarm naar beneden en nestelt zich in haar maag. De alcohol doet zijn werk en stijgt snel naar haar hoofd. Voor het eerst vandaag kan ze een beetje ontspannen.
In haar hoofd speelt het toneelstuk zich nog eens af. Ze heeft een onaf gevoel overgehouden aan het stuk en zou erover willen praten. Met de acteur. Waar zou hij nu zijn? Ze stelt zich voor hoe hij in een hokje achter het podium zit. In dit kleine theater hebben ze vast geen luxe kleedkamers. Hij ziet zijn gezicht enigszins vertekend in een oude spiegel en zucht. Ontevreden over zijn prestatie van deze avond. Hij haalt de schmink van zijn gezicht met een wattenschijfje, kleedt zich om en druipt dan af via de achterdeur naar huis om morgen weer een poging te doen het verhaal over te brengen op zijn publiek. Ze wil hem niet laten gaan.
Amanda pakt haar tas en zoekt naar een pen en papier. Er zit een blocnote van het congres in. Ze scheurt er een blaadje af en begint aan het schrijven van een briefje. Ze bijt op de achterkant van haar pen en wil nog een slok nemen. Haar glas is leeg. Ze wenkt de barman en bestelt nog een gin-tonic. Terwijl de barman met uiterste precisie een tweede gin-tonic voor haar klaarmaakt, vouwt Amanda zorgvuldig het blaadje dubbel en nog eens dubbel. Als de barman haar haar drankje brengt, geeft ze hem het briefje.
‘Would it be possible to get this to the actor of the play?’
De barman zegt dat hij zal kijken wat hij voor haar kan doen en geeft haar een bemoedigend knikje. Hij loopt achter de bar vandaan en verdwijnt door een deur aan de zijkant. Amanda heeft direct spijt van haar puberale actie. Een briefje schrijven. Dat is wat ze vroeger op school deed. Nu is ze een vrouw van middelbare leeftijd met een carrière, een moeder van twee kinderen, een echtgenote. Shit. Ze heeft haar man nog niet gebeld. Ze pakt haar tas op zoek naar haar telefoon. Geen oproepen gemist, gelukkig. Ze zal hem straks nog even bellen. Of appen.
Drie dagen later trekt een verpleegkundige op witte klompen aan haar linkerborst om deze zo goed mogelijk tussen de twee platen te krijgen. Ze is uitermate vriendelijk. Amanda vraagt zich af of ze zelf haar borsten wel eens heeft laten pletten. Het blijft een zeer onprettige ervaring die nog dagen erna pijnlijke borsten oplevert, weet Amanda van de vorige keer. Maar in dit geval is het middel niet erger dan de kwaal. ‘Eventuele kwaal,’ verbetert ze haar eigen gedachte.
‘Dan haast ik me nu om de foto te maken. Blijft u alstublieft zo stil mogelijk staan zo.’
De verpleegkundige snelt weg op haar witten klompen, Amanda alleen achterlatend met haar gedachten. Ze probeert rustig te ademen. Terwijl de twee platen haar borst pletten, denkt ze aan de afgelopen dagen.
De derde keer dat ze hem ziet, is als ze zich omdraait op haar barkruk omdat iemand een hand op haar schouder legt. Hij staat recht voor haar, kijkt haar aan en praat. Tegen haar.
‘Thank you for your brutal honesty. What exactly is so ‘shitty’ about your day?’
Vanaf dat moment is het een grote aaneenschakeling van praten, luisteren en stiltes. Stiltes die even betekenisvol zijn als het gesprek dat ze hebben. Ze is een beetje dronken en legt zijn hand op haar borst. Hij verschiet als hij het knobbeltje voelt. Hij zegt ‘let’s get out of here’ en ze gaat met hem mee. Eerst naar buiten en dan weer naar binnen. Voor een kopje thee in zijn studioappartement.
De verpleegkundige komt terug. Haar rechterborst is aan de beurt. Amanda blijft zich verbazen over hoever haar borst uitgerekt kan worden. Hoe plat die gedrukt kan worden. De verpleegkundige blijft vriendelijk en verontschuldigt zich voor het vele duw- en-trekwerk om haar borst in de juiste positie te krijgen.
‘Liever goed voorbereiden dan dat we straks de foto eventueel opnieuw moeten maken, toch?’
Amanda kan niet anders dan instemmend knikken.
‘Ik ben zo snel mogelijk weer terug.’
De verpleegkundige trippelt weer weg op haar witte klompen en laat Amanda alleen met haar gedachten.
De studio is klein maar gezellig. Ze probeert hem uit te leggen wat ‘gezellig’ betekent, maar vindt niet de juiste woorden om het hem echt duidelijk te maken. Hij vult de waterkoker en zet twee bekers klaar. Dan verlaat hij de enige kamer die het appartement rijk is en gaat douchen. Dat is zijn routine na een voorstelling, zo roept hij vanuit de badkamer. Ze stelt zich voor hoe hij zich uitkleedt en onder de douche stapt.
De waterkoker slaat af en Amanda schenkt het hete water in de bekers. Op het aanrecht staat een doosje thee. Ze haalt er een zakje uit en hengelt met het zakje in de bekers. Ze neemt een van de bekers in haar handen en kijkt rond. Er is geen bank. Wel een bureautje met een stoel. Op het bureau ligt een boek ondersteboven opengeslagen. Op de voorkant staat een vrouw afgebeeld. Ze staat tegen een deur aangeleund met haar handen in de zakken van haar rode jas. Haar gezicht is pas vanaf de neus zichtbaar waardoor ze anoniem blijft. Ancient Light van ene John Banville. Amanda kent het niet. Ze stelt zich voor hoe de acteur lopend in het boek heeft gelezen. Hoe hij het achteloos op het bureautje heeft neergelegd om iets anders te gaan doen.
Opeens is ze heel erg moe. Zittend op het bed schopt ze voor de tweede keer die avond haar hakken uit. Ze neemt een slokje van de hete thee en verbrandt haar tong een beetje. Ze zet de dampende beker op het tafeltje naast het bed en gaat even liggen. Heel even maar terwijl hij onder de douche staat. Het bed ruikt lekker. Ze sluit haar ogen. Wat een dag.
Drie dagen later trekt ze de deur van het studioappartement achter zich dicht en loopt de trap af, naar buiten, de frisse ochtendlucht in. Het is nog stil op straat. Het regent een beetje, maar dat weerhoudt een paar vogels niet van het geven van een fluitconcert.
Er staat een taxi op haar te wachten. Ze doet de deur van de taxi open en kijkt nog één keer achterom. Naar boven. Hij staat voor het raam en kijkt. Hun blikken vinden elkaar. Dan draait ze zich om en stapt in.
’To St Pancras Station please.’
De druilerige straten van Londen trekken aan haar voorbij. Nog vier uren in de trein en dan is ze weer thuis.
’Kom maar op met dat borstonderzoek,’ denkt ze.
Ze voelt dat ze leeft.
Foto: Amanda Vick via Unsplash
Hennie Roodenrys Mathot
Read it and loved it Maaike.
Looking forward to your next stories.
Cheers. T. Hennie